Logeren

 

als het licht dooft

hangt het overhemd

van opa als een boef

zonder benen, zonder hoofd

hoor ik muizen aan boeken knabbelen

worden de planten plotseling monsters

 

oma ligt naast me

ze vertelt dat ze vroeger

dacht dat Jezus alles zag

‘s nacht rondwaarde in haar kamer

vanachter gordijnen, onder haar bed

dat ze bang was voor inbrekers

brand, kinderlokkers én oorlog

 

ze zet nu nog altijd ‘s avonds

het wasrek tegen de achterdeur

de strijkplank tegen de voordeur

er ligt een grote stok naast haar bed

net als bij mij brandt het nachtlampje

 

gerustgesteld vertrek ik naar dromenland

samen met oma, we liggen hand in hand