Mijn jongste kleinkind in Nederland heet Benjamin. Een prachtig mannetje van drie jaar met een oogopslag waar iedereen voor smelt en een wilde bos krullen. Benjamin heeft een grote hoeveelheid charme meegekregen en dat weet hij. Met een grote glimlach verkondigt hij de grootste onzin, boos op hem worden is vrijwel onmogelijk.
Nog niet zo lang geleden kwam hij voor het eerst logeren. Dat is altijd spannend, zowel voor oma als voor het logeetje. Wij beginnen pas met logeren als we er min of meer zeker van zijn dat we ’s nacht geen heimweedrama’s krijgen, want je rijdt niet zomaar even midden in de nacht met een huilend kind van Zeijen naar Den Haag. Toen ik in de meivakantie aan mijn zoon en schoondochter vroeg of Benjamin er al aan toe was om te logeren, werd er even getwijfeld. Maar het kleine kereltje reageerde meteen enthousiast en heel stellig: ‘Ja, ik wil bij opa Erno logeren!’ Natuurlijk hielp het dat zijn grote broer Felix ook mee kwam.
De eerste avond facetimeden we met zijn vader en moeder. Benjamin vertelde wat hij allemaal tijdens de lange treinreis had gezien. Toen we het gesprek afsloten zei hij: ‘Ik wil naar papa’. Even schrok ik en dacht: nee hè, ik hoef toch niet nog eens tweeëneenhalf uur heen en tweeëneenhalf uur terug in de trein vandaag. Maar het was loosalarm, even later zat hij samen met Felix op de bank tegen opa Erno aangeleund naar de tv voor het slapen gaan te kijken.
Benjamin kletst graag en heeft een uitgebreide woordenschat, hij is echter nog niet altijd goed te verstaan. De letter r en sommige lettercombinaties kosten hem nog moeite. Dat een ‘tlaktò’ een tractor is, daar kom ik nog wel uit, maar zo af en toe moeten zijn grote broer of zus als kindertaaltolk dienstdoen.
Ik geniet als Benjamin voor me staat en vraagt: ‘Oma, weet jij hoe gloot ik ben?’ Als ik mijn hand net boven zijn hoofd hou, zegt hij: ‘Nee joh, ik ben zo gloot als de glond!’ Waar ik nog meer van geniet is het feit dat hij een enorme knuffelkont is en graag op schoot zit. Hij hangt tegen me aan en dan voeren we interessante gesprekken. ‘Oma, ben jij een jongen of een meisje?’ Wat blijkt, hij vindt mijn haar veel te kort, meisjes hebben namelijk lang haar. Dan ontdekt hij één haar op oma’s kin. ‘Je bent wel een jongen!’ roept hij heel enthousiast ’Je hebt een baard.’
Ineens moest ik denken aan een voorval in de trein van vele jaren geleden. Naast haar moeder zat een meisje, van ongeveer vijf jaar, tegenover mij langdurig naar mijn gezicht te staren en toen zei ze plotseling: ‘Mama, die mevrouw heeft vissenogen.’