In de spiegel opent zich haar leven
ogen boven grijsgrauwe kringen
diepe piekerende denkrimpels
de mondhoeken krommend in verdriet
een krijtwit versleten gezicht
omlijst door droog verwoest haar
ze ziet wie ze geworden is, een vrouw
die het eelt mist om te overleven.
Ze wil die vrouw niet meer zijn
met gebalde vuisten
slaat ze in op de weerspiegeling
het sombere gezicht, bloedspetters
kleuren haar gebarsten zelfbeeld
in de scherven ziet ze een uitweg.