Ogen kijken elkaar verlangend aan
betoverend groot, peilloos diep blauw
handen ankeren, vingers verstrengelen
lippen op weg naar een kus
het gevoel van secondenlang zweven
er opent zich een heel universum
In het strijklicht van de ondergang
struikelstap ik verschrikt achteruit
in een ongemakkelijke dans macabre
ik ruik stront op kilometers afstand
zij is een bouwval met de moraal
van een straatkat die veel onderhoud vergt
Thuis heb ik de kalk van het plafond geschreeuwd
twee dagen lang heb ik dozen vol tissues weggehuild
in mijn jeugd was er nog ruimte om domme dingen te doen
en, met beide benen op de grond kom je niet ver
in dit licht opent er een fonkelnieuw universum
met tollende sterrenstelsels, het leven is niet stijlvast.