wezenloze koppen

Drie foto’s, twee vrienden

als gorilla’s tegenover elkaar.

Brullende apen dansen

dronken, op de grond gevallen.

Schreeuwende monden zingen

Jazz, lachende gezichten.

Drie foto’s in schaamte bewaard

het liefst verscheurd.

Joh, je had gewoon een keer lol.

Wezenloze koppen zag je,

einde van een vriendschap,

die al een oorlog overleefd had.

 

Pesten voor gevorderden

Afgelopen weekend waren wij op Schiermonnikoog. Zo heel erg last minute dat we bij een particulier kamerverhuur terechtkwamen. Ga je in een hotel ‘s avonds met een boek bij de haard zitten, met alleen een slaapkamer ga je in de schemering nog even aan de wandel. Nog even naar de waddendijk, om over het wad te kijken naar de lichtjes van de vaste wal en de schepen.

In het halve donker kwamen we een groepje jongeren tegen, ze maakte een enorm kabaal met hun rolkoffers en waren gehuld in plastic regencapes. Een moment van verbazing, de laatste boot was allang gearriveerd en het was prachtig weer. Voorop liepen een jongen en meisje strak in het pak en met een wit overhemd. Nee hè, studentenintroductie.

Ik bleef even staan kijken, nieuwsgierig. Het bleef stil totdat ik doorliep. Toen hoorde ik de jongen in het pak iets tegen de groep zeggen, het was meer een commando. Ik draaide mij om en zag het groepje staan, bleke gezichten, niemand had geantwoord, niemand had gezegd dat ze moe waren. Maar dat kon bijna niet anders dat ze doodop waren, als ze al sinds de aankomst van de boot over het eiland liepen te zeulen met al hun bagage. Ik kon de opborrelende boosheid nog net inhouden, de autoritaire houding en de bevelende toon van het tweetal in pak stond mij helemaal niet aan. In gedachten riep ik tegen het stel: ‘Kunnen jullie wel, stelletje etters, nieuwe studentjes pesten.’ Van het wad kon ik niet meer genieten, mijn gedachten dwaalden af naar hoe groepsdruk werkt en ‘befehl ist befehl.’ Later in bed, zei ik tegen Erno: ‘Bij kennis met elkaar maken heb ik toch hele andere ideeën en voorstellingen.’

Weer thuis lees ik in de krant dat er weer eens bij een ontgroening in Groningen een student in het ziekenhuis is beland. De student en zijn ouders doen geen aangifte. Het studentencorps noemt het incidenten. Ik noem het schandalig.

In hetzelfde artikel staat dat de tradities – dus ook de ontgroening – van de studentenverenigingen dit jaar zijn toegevoegd aan de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed. Waar zijn we in vredesnaam mee bezig? Waar zijn die studenten mee bezig? Onze toekomstige artsen, bestuurders en wetenschappers die misbruik maken van het fenomeen groepsdruk en eerstejaars studenten dwingen om dingen te doen waar ze later spijt van krijgen en als ze alleen waren geweest heel duidelijk nee tegen zouden zeggen. Als ze niet meedoen worden ze buitengesloten. Dwang, uitsluiting, mishandeling. Jong geleerd, oud gedaan?

Ontgroening is treiteren, pesten voor gevorderden.

Ontgroenen? Ga grasmaaien!

 

Natuur

Kilometers heb ik de afgelopen weken afgelegd. Iedere doordeweekse dag. Te voet. Het verdriet eruit stampen en lopen om de in deze tijd altijd sluimerende najaarsdepressie te voorkomen.

Wandelen deed ik altijd met de hond. De lange wandelingen die ik nu maak, heb ik de laatste jaren niet meer kunnen maken omdat Bincky dat niet meer kon. Het lange pad bij de Zeijerstrubben, links langs het Noorderveld en lopend over het fietspad de heide over. Even stilstaan bij het hunebed, een beetje geschiedenis opsnuiven en dan via de Brink terug naar huis.

Als je alleen wandelt zie je meer, met hond moest ik altijd opletten welke bijtende soortgenoten we tegenkwamen en moest ik Bincky ’s jachtinstinct zien te begrenzen. Als ik met vriendinnen wandel is het net een lopend kippenhok, dan lijken we zo’n groepje mountainbikers die altijd te luidruchtig zijn in de natuur. Alleen zie ik meer, mooie stronken, het eerste herfstblad en spinnenrag met zilveren druppels in de bermen. Ik ruik paddenstoelen, vochtige najaarsgeur.

Ik geniet van de natuur en als ik zo loop te wandelen denk ik na over de natuur, bedenk dat natuurbehoud en natuurbeheer contradicties zijn. Natuur is pas echt natuur als je het zijn gang laat gaan. ‘Behoud en beheer’ is begrenzing, ingrijpen in, dan is het eigenlijk al geen natuur meer.

Op het Noorderveld zie ik de heide in rap tempo vergrassen door de bemesting van de omliggende landerijen, daar kunnen de runderen en geiten niet tegenop vreten. Bij het hunebed stond vroeger heide en na de ontginning mais, aardappels enzovoorts. Natuur, ontginning en landbouw. Soms staat het elkaar in de weg, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn.

Als ik Erik Emmens tijdens een wandeling tegenkom, vraagt hij: ‘Kan je niet eens een stukje schrijven over de bloeiende akkerranden?’ ‘Ja, euuh, even over nadenken.’ Hij zegt nog: ‘Als je een keer om een idee verlegen zit.’ Ik zit zelden om een onderwerp verlegen, maar al wat bloeit vind ik prachtig. Ook hier zie ik een tegenstelling. Met de bloeiende akkerranden willen we de natuur terug in gebied waar oorspronkelijk natuur was en dat in de 20ste eeuw ontgonnen werd tot cultuurland.

Ik kan me verwonderen over de vele soorten en kleuren wilde bloemen die in de akkerranden staan. Namen als bolderik, meisjesogen (met prachtige donkerrode harten) cosmea en gele kamille. Akkerranden met één soort. Vooral die tientallen vierkante meters wilde margrieten zijn zo mooi, ze lijken licht te geven. Soms pluk ik een klein bosje korenbloemen. Het doet mij aan vroeger denken, toen ze nog in het graan groeiden en ik veldboeketjes voor mijn moeder plukte.

Dus, Erik en alle andere boeren in de omgeving: graag heel veel en meer van die prachtige bloeiende akkerranden rondom Zeijen.

Pindakaas

Als ik de deur opendoe voor de dierenarts, staat Bincky luid te kwispelen. Ze zegt tegen hem, ‘Ja, dat had je niet verwacht hè, ik kom ook bij hondjes thuis.’ Bincky springt tegen haar op en draait om haar benen. Hij is gek op haar. Als we er heen moeten en ik zeg tegen hem ‘kom, we gaan naar Ricette,’ is hij altijd razend enthousiast. Zij is ook gek op hem, hij is haar favoriete Border Terriër uit de praktijk.

Bincky weet niet dat dit geen gewoon bezoekje is. Bincky is ernstig ziek. Ricette zet een doosje met spullen op de salontafel en legt ons uit hoe ze het gaat doen: Bincky krijgt eerst prik met een zware narcose, een speciale waar hij niet misselijk van wordt. Pas als hij diep in slaap is, krijgt hij een middel toegediend waar de vitale functies, het hart en de longen, direct van stoppen. Ik vraag, ‘vind je het zelf niet moeilijk om te doen?’ Ze vertelt dat ze aan het begin van haar carrière euthanasie bij huisdieren wel lastig vond, maar het hoort bij het vak van dierenarts. Voor haar is het een uitdaging om een dier op een zo prettig en rustig mogelijke manier te laten inslapen. ‘Pak alles uit de koelkast wat hij lekker vindt,’ krijgen we opgedragen. Kaas en pindakaas dat vindt onze Binck het allerlekkerst.

We gaan op de grond zitten, ik voer Bincky kaas en laat hem uit een schaaltje met pindakaas likken. Ricette geeft hem de eerste spuit in zijn bil, even schrikt hij op. Vol overgave blijft hij doorlikken. Bincky zakt door zijn achterpoten en valt dan met zijn snoetje vol pindakaas in een diepe narcose slaap. We leggen hem op zijn kussen. Hij begint te piepen, het lijkt wel huilen. Volgens Ricette de normale gang van zaken bij een narcose. Hardop dromen. De tranen staan in mijn ogen. Ik vind het geen fijn geluid, als hij droomt in een gewone slaap klinkt het piepen meer als spannende gebeurtenissen. Ik ondersteun zijn koppie als hij de voor hem fatale injectie krijgt. De dierenarts luistert met stethoscoop of zijn hartje is gestopt. Ik mag ook luisteren. Ik hoor niets, Bincky is dood.

Een paar uur later moet ik in het dierencrematorium in Smilde afscheid van hem nemen. Ik kan moeilijk wegkomen, ik wil hem niet achterlaten. Ik weet dat het gaat gebeuren, maar het lijkt op het moment zelf pas tot me door te dringen dat Bincky daar blijft en dat ik hem nooit meer zal zien. Volgende week zit hij als as in een strooikoker. Ik duw mijn gezicht nog een keer in de ruwe vacht bij zijn nek, aai zijn zachte oortjes en dan ga ik weg. Ik huil dikke tranen.

Dag lieve Binck, dag harig maatje. Je hebt ons versierd, je hebt ons verleid. Maar na elf fijne jaren is het jouw tijd. Dag lieve Binck, rust zacht. Wij gaan je ontzettend missen.

Geboren in mei, genoemd June

Mijn jongste kleinkind zou in juni 2015 geboren worden, ze kwam echter iets vroeger ter wereld. Haar ouders besloten haar toch June te noemen. Ze woont in de VS en ik had haar nog niet in levenden lijve ontmoet. Afgelopen juni, vlak voor onze eigen vakantie, was ze er ineens. Mijn schoondochter legde haar jongste in mijn armen, een klein meiske van net een jaar oud. June legde haar handje op mijn borst en lag – diep en zo slap als een lappenpop – te slapen. Zo kon ik haar goed bekijken. Haar zachte regelmatige gezichtje omlijst door natte haartjes van het zweet, haar kleine vingertjes en teentjes. Ik schoot vol, de tranen liepen me over de wangen. Het was hetzelfde gevoel als toen ik de drie kleinkinderen die in Nederland wonen, de dag na hun geboorte in mijn armen had. Ontroert en ook trots dat die twee jongens van mij samen met hun partners zulke prachtige kinderen op de wereld hebben gezet.

Gemengde gevoelens ook. Ik zal de drie kleinkinderen in de VS nooit op dezelfde manier leren kennen en zien opgroeien als die drie in Nederland. Oliver van vijf jaar bekeek me aandachtig, toen zijn vader zei: ‘Dat is de oma die altijd Nederlandse boeken stuurt.’ Voor Oliver ben ik een vreemde oude grijze mevrouw die hij af en toe op skype ziet. Iemand die hij voor het eerst bewust meemaakt, bij onze eerste ontmoeting was hij nog een baby. Pauline van drie jaar is nog te jong om echt te begrijpen hoe het allemaal zit. Ze keek me heel vrolijk aan toen ik tegen haar zei: ‘I am your oma Els.’ Voor deze drie kinderen is de moeder van hun moeder de echte oma, de grandma die ze in de VS bijna dagelijks zien.

Het stomme is dat ik er zo door de tijd heen vrij weinig last van heb. Het is nou eenmaal zo. Ik ben ongelofelijk blij dat mijn zoon Thijs het al meer dan tien jaar zo naar zijn zin heeft in Amerika en dat zijn schoonfamilie zo goed voor hem is. Maar op het moment dat ze in Nederland zijn, grijpt het me naar de keel, dan vliegen de emoties me door het lijf. Ik wil ze elke dag zien, maar natuurlijk hebben ze ook afspraken met andere familie en oude vrienden en willen ze rustmomenten voor met z’n vijven. Ik wil ze – de dag dat we bij elkaar zijn – steeds aanraken, maar ik hou me dan wel een beetje in, want ik kan me voorstellen dat ze niet de hele tijd geknuffeld willen worden door een oma die ze helemaal niet goed kennen.

Daarom maakte mijn schoondochter me zo blij toen ze June in mijn armen legde. Gewoon lekker een half uurtje dat slapende kleine lijfje van mijn jongste kleinkind tegen me aan voelen.

Sonnet voor Bincky

Ik lag vele slapeloze nachten,

(geen man, maar hond onder het laken

dementerend, het donker doorwaken)

naast Bincky op de ochtend wachten.

 

In zijn mand overdag diepe dromen,

(wakker, oneindig starend in ongewis

zijn hersens naar de verdommenis)

trillend amper de straat uitkomen.

 

Wat als, honden met zielezorgen,

waar is in die gedaante levenskwaliteit?

mensen worden dan opgeborgen.

 

Met en zonder zeurend zelfverwijt

moet ik je op deze zomermorgen

laten gaan, het nu je stervenstijd.

 

Augustus 2016

 

Voorbij

Zo fantastisch was alles,

en vergat zichzelf

zonder gezien te worden.

Een onbetekenend grijs.

De knagende angst.

De ijskoude machteloosheid,

verscholen en illegaal.

Zijn blonde haarlokken lagen

vochtig tegen zijn voorhoofd.

In de gebogen nek lagen

vele maanden van angst.

Hij weifelde rond,

voelde aan zijn wilde hartenklop,

dat het voorbij zou zijn.

 

 

Stiftgedicht, gebruikt boekt: De Toraboeken  van Herbjorg Wassmo