Auteur: Els Windau
Dashboardcamera
Soms gebeuren er onverwachte dingen die ik eerst een plekje moet geven voordat ik erover kan schrijven. Schofterig gedrag in het verkeer. Ik had het al een keer meegemaakt samen met Erno. Een idioot die vond dat we te langzaam reden in de dichte mist en die ons weleens even uit de auto zou sleuren. Nu was ik alleen.
Een tijdje geleden, op een vrijdag, ging ik Erno van het werk ophalen. Op de rondweg stond ik bij het stoplicht stil achter een stinkende oude terreinwagen, die al een tijdje hooguit vijftig reed waar zeventig is toegestaan. Ik had er graag naast gestaan, maar de snelle jongens achter me waren me voor, ze zaten al op de rijstrook naast me voordat ik erlangs kon. Enfin, ik sukkelde nog een paar honderd meter achter de jeep aan tot ik kon inhalen en deed dat toen ook. Bij de volgende kruising ging ik naar rechts richting Hooghalen en meteen naar links om naar de parkeerplaats te rijden waar Erno me dan opwacht. Maar zo ver kwam ik niet. De auto haalde me rechts in, reed me klem en de jongeman stapte uit. Toen hij op mijn auto afliep had ik nog steeds niets door. Ik was me van geen kwaad bewust en reageerde hierdoor te laat. Het lukte niet om alle autodeuren op slot te doen. De opgefokte meneer trok mijn portier open en begon te schreeuwen en schelden dat ik hem gesneden zou hebben. Verstijfd bleef ik zitten en ik kon alleen maar bang mompelen ‘dat deed ik helemaal niet.’ Ik was een ‘achterlijk wijf’ en nog meer wat ik hier niet zal herhalen. Na een tijdje kreeg ik het voor elkaar om geforceerd rustig te zeggen: ‘laten we maar doorrijden, dat lijkt me beter.’ Hij smeet mijn portier met een denderende klap dicht en met veel bravoure scheurde hij uiteindelijk weg. Ik zag een kind bij hem op de achterbank zitten en dacht nog: jemig, je zal zo’n vader hebben, dan heb je een fijn voorbeeld.
En daarna kon ik alleen nog maar janken, ik heb Erno terug laten rijden want dat lukte me niet meer door de tranen. ’s Avonds, iedere keer als ik eraan dacht, schoot ik weer vol. Dat hele weekend heb ik me er vervelend door gevoeld, teleurgesteld in de mensheid en moe met barstende koppijn.
Terechte vraag is natuurlijk: waarom heb je geen aangifte van bedreiging gedaan? Want dat was het natuurlijk wel. Ik was zo geschokt op het moment zelf, dat ik geen autonummer heb genoteerd. Nu begrijp ik waarom mensen een dashcam in de auto hebben, dat is geen nutteloos speeltje zoals ik dacht, zo’n ding is hard nodig in deze tijd van schofterig gedrag en mensen met korte lontjes in het verkeer.
Knuffelagent
De fiets van mijn zoon was gestolen, hij had de sleutels in het kettingslot van de andere gezinsfiets voor de deur laten zitten. Hij deed meteen aangifte van diefstal op het politiebureau. De fiets was vrij nieuw en de fijnste die hij ooit gehad had. ‘Eigen schuld, maar ik was meteen helemaal van slag’ belde hij mij.
Een paar dagen later liep hij met collega’s in de pauze te wandelen, toen hij ineens zijn fiets tegen een huis zag staan, op slot. Een klein wonder, want zijn werk is kilometers verwijderd van zijn huisadres. De collega’s wilde wachten totdat de dief kwam en dan zouden ze hem weleens… Tom had zoiets van oppakken en wegwezen. Hij belde zijn vrouw en die kwam met de reservesleutel.
Als je aangifte hebt gedaan van diefstal en je hebt je eigendom weer terug moet je zo snel mogelijk de aangifte weer intrekken, anders denken ze dat je op een gestolen fiets rijdt. Formeel gezien had hij de politie moeten bellen toen hij zijn rijwiel zag staan, ‘maar ik had hetzelfde als u gedaan’, zei de bureauagente later.
En zo spraken ze af om op woensdagmiddag naar het politiebureau te gaan. Benjamin mocht met zijn papa mee. De hele ochtend had hij zich al verheugd op dit uitstapje. Onderweg vertelde hij zijn vader dat hij een knuffel van de politie wilde. Nadat Tom alles had geregeld, zei hij tegen de vrouw achter de balie: ‘Het is misschien wel een gekke vraag, maar mijn zoontje wil graag een knuffel van de politie.’ Dat was geen probleem, de medewerkster kwam met een knuffelbeest en een kleurplaat vanachter de balie vandaan. ‘Dat bedoelde hij niet, hij wil graag een echte knuffel.’ De vrouw aarzelde geen moment, ze knuffelde Benjamin. Maar het ventje van drie was nog niet tevreden, hij bedoelde heel wat anders: ‘Ik wil een knuffel van een agent die uit een politieauto stapt’. Hij wilde er een met een pet en een politiepak aan, niet zo’n gewone mevrouw achter de balie. Dat kon geregeld worden. Er werd een echte politieagent opgetrommeld, eentje met handboeien, pet en een pistool, hij gaf mijn kleinzoon een dikke pakkerd.
Helemaal gelukkig zat hij achterop de fiets naar huis. Ik zag het voor me hoe zijn vader met een grote glimlach op zijn gezicht fietste en luisterde naar het enthousiast kletsende mannetje achter hem.
Toen ik het verhaal hoorde, bedacht ik dat ik de gesprekken, na dit gebeuren, op het politiebureau graag had willen afluisteren. Zo’n ontwapenend jongetje die de politie als zijn allerbeste vriend ziet, dat zijn de gebeurtenissen die het werken met mensen zo leuk maakt.
Heerlijk confronterend eerlijk
Mijn jongste kleinkind in Nederland heet Benjamin. Een prachtig mannetje van drie jaar met een oogopslag waar iedereen voor smelt en een wilde bos krullen. Benjamin heeft een grote hoeveelheid charme meegekregen en dat weet hij. Met een grote glimlach verkondigt hij de grootste onzin, boos op hem worden is vrijwel onmogelijk.
Nog niet zo lang geleden kwam hij voor het eerst logeren. Dat is altijd spannend, zowel voor oma als voor het logeetje. Wij beginnen pas met logeren als we er min of meer zeker van zijn dat we ’s nacht geen heimweedrama’s krijgen, want je rijdt niet zomaar even midden in de nacht met een huilend kind van Zeijen naar Den Haag. Toen ik in de meivakantie aan mijn zoon en schoondochter vroeg of Benjamin er al aan toe was om te logeren, werd er even getwijfeld. Maar het kleine kereltje reageerde meteen enthousiast en heel stellig: ‘Ja, ik wil bij opa Erno logeren!’ Natuurlijk hielp het dat zijn grote broer Felix ook mee kwam.
De eerste avond facetimeden we met zijn vader en moeder. Benjamin vertelde wat hij allemaal tijdens de lange treinreis had gezien. Toen we het gesprek afsloten zei hij: ‘Ik wil naar papa’. Even schrok ik en dacht: nee hè, ik hoef toch niet nog eens tweeëneenhalf uur heen en tweeëneenhalf uur terug in de trein vandaag. Maar het was loosalarm, even later zat hij samen met Felix op de bank tegen opa Erno aangeleund naar de tv voor het slapen gaan te kijken.
Benjamin kletst graag en heeft een uitgebreide woordenschat, hij is echter nog niet altijd goed te verstaan. De letter r en sommige lettercombinaties kosten hem nog moeite. Dat een ‘tlaktò’ een tractor is, daar kom ik nog wel uit, maar zo af en toe moeten zijn grote broer of zus als kindertaaltolk dienstdoen.
Ik geniet als Benjamin voor me staat en vraagt: ‘Oma, weet jij hoe gloot ik ben?’ Als ik mijn hand net boven zijn hoofd hou, zegt hij: ‘Nee joh, ik ben zo gloot als de glond!’ Waar ik nog meer van geniet is het feit dat hij een enorme knuffelkont is en graag op schoot zit. Hij hangt tegen me aan en dan voeren we interessante gesprekken. ‘Oma, ben jij een jongen of een meisje?’ Wat blijkt, hij vindt mijn haar veel te kort, meisjes hebben namelijk lang haar. Dan ontdekt hij één haar op oma’s kin. ‘Je bent wel een jongen!’ roept hij heel enthousiast ’Je hebt een baard.’
Ineens moest ik denken aan een voorval in de trein van vele jaren geleden. Naast haar moeder zat een meisje, van ongeveer vijf jaar, tegenover mij langdurig naar mijn gezicht te staren en toen zei ze plotseling: ‘Mama, die mevrouw heeft vissenogen.’
Hondenleven
Onze Bincky is zo langzamerhand een oude hond aan het worden, bijna elf jaar en omgerekend in mensenjaren is dat om en nabij de 75 jaar oud. Afhankelijk welke rekenmethode je gebruikt, want daar is men het in de hondenwetenschap niet over eens. Volgens hondenleeftijd.nl is Bincky 64 jaar en zeven maanden en als ik op de site van Royal Canin kijk is hij 67 jaar.
Dat grijze snoetje, kijken we niet zo van op, dat staat hem ook wel gedistingeerd. Maar de ouderdomsverschijnselen die zich sinds enkele maanden openbaren, zijn minder schattig. Meneer begon met een ander slaapritme. Overdag is hij niet wakker te krijgen en als hij plotseling wakker schrikt, kijkt hij rond met een blik van waar ben ik in hemelsnaam. ’s Nachts staat hij onder aan de trap te miepen of horen wij hem steeds op en neer trippelen in de woonkamer. Een paar keer hebben we geprobeerd of hij boven in zijn mandje beter slaapt, maar dan springt hij op bed en gaat hij over het bed heen en weer rennen. Geen succes. Dan maar weer beneden met de woonkamerdeur dicht, dan kan hij piepen en jeremiëren zoveel als hij wil, dan kunnen wij tenminste slapen.
Helaas bleef het hier niet bij. Sinds een paar weken heeft hij verlatingsangst, zodra ik de deur uit ga, begint hij te blaffen en te janken. Dat heeft hij nooit gedaan in de voorgaande 10 jaar. Bincky kon met gemak een ochtend alleen thuis zijn zonder een kik te geven, als ik naar mijn werk ging. De buren zeggen dat ze er geen last van hebben, ze vinden het eerder zielig voor Bincky. Ik zit er wel mee, want wat staat ons nog meer te wachten met dit bejaarde heerschap?
Als ik een beetje rondgoogle, blijkt dat oudere honden vergelijkbare symptomen krijgen als dementerende mensen. Uit onderzoek is gebleken dat 50-70% van de honden van 8 jaar en ouder gedragsveranderingen laten zien zoals: afnemend oriëntatie vermogen, veranderend slaappatroon, onzindelijkheid en veranderende sociale interacties. Ze vergeten de regels die ze geleerd hebben. Ik lees dat bij dementerende honden, de hersenen zodanige veranderingen ondergaan dat er sneller angst en paniek ontstaat. Verlatingsangst is een van de uitingsvormen. Ik raak zelf bijna in paniek van al die informatie, want ik moet er niet aan denken dat hij in huis gaat poepen en plassen. Dan ga ik een hondenluier uitvinden of ik knip een gat voor zijn staart in een Pamper!
Als we met Bincky bij de dierenarts zijn voor zijn jaarlijkse entingen, worden ons vermoedens bevestigd. We hebben een demente bejaarde hond in huis en daar zullen we mee moeten zien om te gaan, door hem veel structuur te bieden met weinig onverwachte veranderingen in zijn hondenleven.
Altijd in functie en een glazen ravijn
Of wij nu werken of bij huis zijn, wij vrouwen ervaren vrije tijd als minder ontspannend als mannen, terwijl we qua uren evenveel vrij hebben. Daar zijn onderzoeken naar gedaan. Ik heb een datum loos artikel uit het DvhN dat daar over gaat en filosofe Stine Jensen schreef er een column over in het mei nummer van het maandblad Filosofie.
Ik kan jullie vertellen dat ik dit ook zo ervaar. Met vriendinnen maakte ik daar vroeger al grappen over met de opmerking: ‘Een huisvrouw komt nooit klaar.’ Altijd het gevoel hebben dat er nog iets opgeruimd, gewassen of gepoetst moet worden. Daar gaat het in essentie over. Afhankelijk hoe je het werk buitenshuis en thuis verdeeld hebt, een vrouw voelt zich in de meeste gevallen verantwoordelijk voor hoe het huishouden loopt. Stine Jensen zegt: ‘Soms zit ik tijdens de yoga nog steeds boodschappenlijstjes te maken.’ In het stukje uit het DvhN staat: Vrouwen houden ook thuis het gevoel ‘in functie’ te zijn en ontspannen daardoor minder. Ik voel me ook ‘in functie’ vanaf dat de wekker ’s morgens gaat totdat ik ‘avonds in bed stap. Vergeet niet, met kleine kinderen gaat het om vierentwintig uur per etmaal in functie zijn. Ik ontspan tussendoor, maar ik kan – net als Stine – tijdens mijn ultieme ontspanmoment onder de douche, al bezig zijn met de huishoudplanning voor de volgende dag.
Ineens kon ik de link leggen met een ander knipsel uit mijn stapeltje. Dat artikel vertelt dat organisaties in crisis eerder geneigd zijn vrouwelijke leiders aan te trekken. Gaat het goed met een bedrijf dan wordt er gekozen voor een man. Dit heeft te maken met het stereotypebeeld van vrouwen die goede crisismanagers zouden zijn. Dat we van die goede crisismanagers zijn komt natuurlijk doordat we thuis altijd ‘in functie’ zijn. We barsten van de ervaring, we doen niet anders dan crisissen bezweren en we regelen ons suf.
Helaas struikelen veel van die vrouwen op deze – bij voorbaat wankele – hoge posities omdat zij de schuld krijgen van de slechte bedrijfsresultaten, terwijl de situatie al bedroevend was toen zij de functie aanvaarden. Ze donderen van de glazen klif in het glazen ravijn. Dit, in navolging van de term het glazen plafond, wat de onzichtbare barrière aan vooroordelen aanduidt die menig vrouw tegenkomt in haar carrière.
Het is me toch wat, denk je het glazen plafond te doorbreken, lazer je in een glazen ravijn. Dames, ik stel voor dat we – voordat we die glazen gaan ingooien – eerst eens wat meer gaan genieten van onze echte eigen vrije tijd. Als je lekker zit te lezen en een huisgenoot komt vragen of je even zijn of haar wasje wil doen, is er maar één antwoord mogelijk: ‘Nee joh, ik ben momenteel niet in functie.’
Parapluwoorden
Sinds ik het boek Waaiwoorden van Thomas Verbogt heb gelezen, ben ik gefocust op vreemde en raar gekozen woorden. Het boek gevuld met columns over woorden ‘uit de waan van de dag’ zoals hij dat noemt en waar hij diep over nadenkt of zich over verbaast. Nieuwe woorden, zoals ontspullen, en woorden die al langer bestaan. Als je er eenmaal op let kom je ze elke dag tegen, op tv en radio, in de krant en in de wekelijkse reclamefolders.
Het televisieverslag over koningsdag is een voorbeeld waar je prachtige woorden kan horen, live uitzending en dan maken de verslaggevers en andere deelnemers weleens een foutje of verzinnen terplekke een nieuw woord. En ja hoor, de burgemeester had een prachtige: De gemeente Zwolle had voor deze dag ‘een parapluplan’ gemaakt. De journalist, die de burgervader interviewde, had het ook door en vroeg om uitleg. Dat was een plan om de koninklijke gasten van een paraplu te voorzien als het regende, was het antwoord. Duh!
Ik dacht nog, hoe lang zullen ze hier wel niet over vergaderd hebben? Want als je er goed over nadenkt komt er veel bij kijken. Je moet het hebben over de kleur en of de prinsesjes al te oud zijn voor een Nijntje kinderparaplu. Ze moeten zich zeker afvragen of de plu van de koning groter moet zijn dan die van de andere gasten en of het regenscherm van de koningin bij haar outfit moet passen. En ik hoop dat ze nagedacht hebben over hergebruik bij andere evenementen. Uit hoeveel pagina’s bestaat zo’n plan dan uiteindelijk en mag ik het een keer lezen? Hadden ze om de honderd meter een gevulde paraplubak verdekt opgesteld? Op die laatste vraag kreeg ik nog antwoord tijdens de uitzending, heel even was er iemand in beeld die met de armen vol met paraplu’s liep te zeulen. De hele route? Dan was die bak misschien toch slimmer geweest. Ik bedacht dat er voor deze figuur een rol in december is weggelegd, bij de sinterklaasintocht als paraplupiet. Stel nou, dat er een paraplumoment was geweest, dat de weergoden het plan effe moesten testen, wat hadden ze dan daarna met de paraplu’s moeten doen. Had die persoon dan met die zeiknatte paraplu’s in zijn armen in het gevolg van de koning moeten volgen? Die verdient een lintje!
Wat mij betreft mag het woord parapluplan genomineerd worden voor woord van het jaar 2016. En dan mogen alle andere parapluwoorden ook in aanmerking komen.
Mijn eerste verhaal.
Danspartner
Danspartner
Een alledaags en onbereikbaar
lichaam liep de zaal uit.
De stukken vlogen eraf.
Ze lachte vol overgave.
Haar donkere stugge pony
en grote donkere ogen
wisten niet, wat ze
met haar handen moest doen.
Ze had gedanst en gewalst
tot ze duizelig en misselijk was.
Later kon ze zich geen enkele pas herinneren.
Stiftgedicht. Gebruikt boek: De Toraboeken van Herbjorg Wassmo