Twee vriendinnen waarmee ik vaak lange wandelingen maak, zijn vogelaars. Van die lui met verrekijkers om hun nek en fototoestellen met joekels van telelenzen. Ze herkennen alle geluiden en weten alle namen van de vogels die we onderweg zien. Bij elk piepje, riedeltje en fladdertje staan de dames stil, ’Kijk! Luister!’ Dat maakt dat het eigenlijk vooral langdurige wandelingen zijn, maar de afstand die we afleggen valt reuze mee.
Ik hou van vogels, ik ken de veel voorkomende soorten en ik herken de roep van de mees, het gezang van de merel en het geschreeuw van de mussen. Wij hebben vogelboeken in huis en daar maken Erno en ik aantekeningen in als we bijzondere vogels hebben gezien, zoals kraanvogels en vissende zeearenden in Zweden, maar daar blijft het ook bij. Wat ik wel altijd leuk vind, is de Latijnse naam opzoeken. Die klinken zo mooi.
Hoogtepunt met de wandelmeisjes van het afgelopen jaar was de ontdekking van goudhaantjes bij Zeegse (Latijnse naam: Regulus Regulus). Bomen vol. Zelfs ik werd razend enthousiast en keek door hun verrekijkers naar deze hele kleine vrolijke vogeltjes.
Een paar maanden geleden ontdekte ik drie ransuilen in een doorgeschoten conifeer in de Brinkstraat. Eentje zat uitgebreid te zonnen, de andere twee zaten verstopt tussen de takken. Wat prachtig zaten ze daar met hun parmantige puntoortjes en knalgele ogen in hun grijsbruine verenpracht. Meteen dacht ik aan mijn vogelvriendinnen, kon ik ook een keer opscheppen dat ik iets bijzonders had gezien. Toen ik ze mailde, wilden ze eigenlijk meteen komen met hun kijkers en lenzen. Vorige week was het zover, op woensdag liep ik met de ene vriendin naar de Brinkstraat en op vrijdagochtend met de andere vriendin. Nummer een had pech, het regende, hagelde en waaide. Tussen de takken was nog net een snavel en een oortje te zien. Vriendin twee had mazzel, het was prachtig weer en na een wandeling van ruim twee uur sloten we af in de Brinkstraat. Ook nu kwamen de uilen niet volledig in beeld, maar lieten wel net iets meer zien.
Toen we naar mijn huis terugliepen, om daar een nieuwe wandelafspraak te maken, zei vriendin twee: ‘als we de volgende keer gaan, zullen we niet bij iedere boom stil staan om vogeltjes te kijken.’ ‘Ach,’ zei ik, ‘dat hoeft niet, het maakt me echt niet uit, ik vind het juist wel grappig als ik jullie zo enthousiast zie.’ We kwamen tot een compromis, op de heenweg stappen we bij de volgende wandeling stevig door en op de terugweg mogen ze vogeltjes kijken.