Auteur: Els Windau
Vogelaars
Twee vriendinnen waarmee ik vaak lange wandelingen maak, zijn vogelaars. Van die lui met verrekijkers om hun nek en fototoestellen met joekels van telelenzen. Ze herkennen alle geluiden en weten alle namen van de vogels die we onderweg zien. Bij elk piepje, riedeltje en fladdertje staan de dames stil, ’Kijk! Luister!’ Dat maakt dat het eigenlijk vooral langdurige wandelingen zijn, maar de afstand die we afleggen valt reuze mee.
Ik hou van vogels, ik ken de veel voorkomende soorten en ik herken de roep van de mees, het gezang van de merel en het geschreeuw van de mussen. Wij hebben vogelboeken in huis en daar maken Erno en ik aantekeningen in als we bijzondere vogels hebben gezien, zoals kraanvogels en vissende zeearenden in Zweden, maar daar blijft het ook bij. Wat ik wel altijd leuk vind, is de Latijnse naam opzoeken. Die klinken zo mooi.
Hoogtepunt met de wandelmeisjes van het afgelopen jaar was de ontdekking van goudhaantjes bij Zeegse (Latijnse naam: Regulus Regulus). Bomen vol. Zelfs ik werd razend enthousiast en keek door hun verrekijkers naar deze hele kleine vrolijke vogeltjes.
Een paar maanden geleden ontdekte ik drie ransuilen in een doorgeschoten conifeer in de Brinkstraat. Eentje zat uitgebreid te zonnen, de andere twee zaten verstopt tussen de takken. Wat prachtig zaten ze daar met hun parmantige puntoortjes en knalgele ogen in hun grijsbruine verenpracht. Meteen dacht ik aan mijn vogelvriendinnen, kon ik ook een keer opscheppen dat ik iets bijzonders had gezien. Toen ik ze mailde, wilden ze eigenlijk meteen komen met hun kijkers en lenzen. Vorige week was het zover, op woensdag liep ik met de ene vriendin naar de Brinkstraat en op vrijdagochtend met de andere vriendin. Nummer een had pech, het regende, hagelde en waaide. Tussen de takken was nog net een snavel en een oortje te zien. Vriendin twee had mazzel, het was prachtig weer en na een wandeling van ruim twee uur sloten we af in de Brinkstraat. Ook nu kwamen de uilen niet volledig in beeld, maar lieten wel net iets meer zien.
Toen we naar mijn huis terugliepen, om daar een nieuwe wandelafspraak te maken, zei vriendin twee: ‘als we de volgende keer gaan, zullen we niet bij iedere boom stil staan om vogeltjes te kijken.’ ‘Ach,’ zei ik, ‘dat hoeft niet, het maakt me echt niet uit, ik vind het juist wel grappig als ik jullie zo enthousiast zie.’ We kwamen tot een compromis, op de heenweg stappen we bij de volgende wandeling stevig door en op de terugweg mogen ze vogeltjes kijken.
Ik mis V&D
Niet dat ik er nou heel veel kocht, maar ik mis de V&D nu al. De beste kwaliteit herenzakdoeken hadden ze. De uitverkoop van het warenhuis was altijd geweldig. Ik kocht er eens een prachtige paarse jas van ontwerper Mart Visser voor nog geen veertig Euro, de nieuwprijs was ongeveer tweehonderd. Misschien zijn ze door dat soort idiote prijzen wel onderuitgegaan. Ik mocht er ook graag jurkjes kopen, mijn wilde oma jurk komt uit hun rekken. De sjaals en mutsen van V&D waren ook mooie producten, bij elke jas was er een passende kleur te vinden. Vroom is niet de enige winkel die ik mis, zo was er een schoenenwinkel in het centrum van Assen, waar ik betaalbare smalle leren laarzen kon kopen voor mijn spillebenen.
Ik schrok dat Perry over de kop ging, daar heb ik ooit de beste wandelschoenen gekocht die ik ooit heb gehad. Donkerbruin leer, Vibram zolen. Toppers waarbij alle dure merken van deze tijd bij verbleken. Al dat zogenaamd waterafstotende textiel haalt het niet bij de echte leren wandelschoenen van Perry.
En als we het dan toch over winkels hebben, de Hema is absoluut niet meer wat het geweest is. Die nieuwe hippe indeling, ik kan niets meer vinden. De Hema had altijd iets eigenzinnigs, maar ze lopen tegenwoordig veel te veel met de massa mee. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, hun opblaasbare Takkie van ongeveer 2 meter lang en hun tompouce luchtbed vond ik fantastisch.
Dat er steeds meer winkels verdwijnen, lijkt soms op de vraag: wat was er eerder het kip of het ei. De internetwinkels krijgen de schuld van de faillissementen. Komen er internetwinkels omdat de straatwinkels verdwijnen of is het andersom? Zelf dacht ik dat ik nooit via internet zou gaan kopen, toch zijn de boeken er echt goedkoper én ik heb bij Bolcom de keus of ik nieuw of tweedehands leesvoer koop. Kleding kopen via internet kan ik me nog niet zo voorstellen, ik moet het aanhebben en in de spiegel zien. Ik schaam me nog steeds dood dat ik in een winkel in Assen een winterjas heb gepast en die met veertig procent korting op internet heb gekocht. Misschien is dat over een aantal jaren heel gewoon, paswinkels waarin ze van alles maar een exemplaar hebben in alle maten en dat je na het passen je kleding op internet besteld. Dat moet ik dan maar naar de ideeënbus van Zalando sturen, dat ze bij iedere Albert Heijn een pas- en kijkwinkeltje inbouwen. Of gewoon alleen maar een paskamer met een grote spiegel, zodat je de jurk meteen kan terugsturen als die niet past of als je voor die enorme spiegel staat en hardop denkt: ‘oh jee, ik ben net een rolmops in deze jas.’
compositie met urn
Op de piano is zij samengebracht in een compositie over leven en dood.
Een gedicht van Schierbeek: ik denk als het regent wordt ze niet meer nat,
naast haar foto met een stel katten op schoot.
Haar lievelingsbloemen in jouw favoriete vaas, teer geel in hardrood.
Een museumansichtkaart, zeegezicht met wolkenpartij van Maris of Mesdag
De urn met haar as staat te wachten, samen willen jullie worden uitgestrooid.
Op de piano zijn jullie al verenigd, in een compositie van jouw leven met haar dood.
Wrakhout
Oma’s wilde jurk
Op een zondagmorgen blader ik door mijn klerenkast, dat niet, deze niet of die toch wel? Voorjaar, maar wel een koud windje. Wat trek ik in vredesnaam aan voor huiswarmingfeestje van onze neef en zijn vriendin? Zin in een jurk, maar dan met een warme maillot eronder. De fladderjurk, roze en blauwe batik en heel wijd, is nog te fris. Een strakke kan, maar er zit nog een winterkilootje in de weg. Ik trek de wilde jurk uit de kast. Die is rood met zwart en witte bolletjes en tussendoor tijgerprint. En niet te vergeten nepleren schouderstukken. Als ik voor de spiegel sta vraag ik me af of het nog wel kan, zo’n heftig printje. In gedachten en mijn fantasie hoor ik mijn kleindochter zeggen: ‘natuurlijk oma, je zegt toch altijd dat niemand zich iets van de mode moet aantrekken, maar aan moeten doen wat ze zelf mooi vinden!’ ‘Ach ja meisje, dat is ook zo, dit is gewoon oma’s wilde jurk.’
Dit gesprek zou in werkelijkheid ook plaats kunnen vinden. Als Evie een keertje klaagt dat de meiden in de klas haar kleren niet leuk vinden, zeg ik altijd tegen haar dat ik het juist zo leuk vind dat ze een hele eigen smaak heeft. Vaker is het zo dat het haar absoluut niet interesseert wat ze aanheeft. En daarin lijkt ze wel een beetje op mij, over het algemeen ben ik tevreden met een spijkerbroek en een T-shirt. Maar jurken vind ik ook geweldig, moet ik echt netjes dan ga ik ook echt los. Maar het toppunt van stoer vind ik toch een jurk, een legging, dikke wollen sokken met klompen eronder en een pet op. De kans is groot dat ‘mijn klasgenoten’ dan ook zullen zeggen dat ze mijn kleren niet mooi vinden. Maar Evie kan er ook uitbundig uitzien op een feestje of als ze zin heeft. Want naast alles wat ze bij en over elkaar aantrekt, heeft ze prachtige jurken die vaak door haar grandma in Amerika zijn gekocht. Jurken met roesjes, kantjes en tierelantijnen.
Ik mijmer verder voor de spiegel en bedenk dat de oma’s van nu zo anders zijn dan de oma’s van vroeger. Mijn oma droeg thuis alleen jasschorten en daarbuiten had ze bloemetjesjurken of plissérokken aan. Mijn moeder was moderner en kocht haar kleding in Scandinavische winkels, grote prints en felle kleuren. Maar toch zag ze er ouder uit dan de oma’s van vandaag.
Ik twijfel niet langer en besluit mijn wilde jurk aan te houden. Ik hoor bij de oma’s van nu!
Lentecadeautje
Dinsdagavond keek ik op de weer-app, wat voor weer het de volgende dag zou worden. Even kijken of ik een beetje hondenwandelweer kon verwachten. De voorspellingen waren niet zo best. Regen om halfacht bij Bincky ’s eerste ronde en plensbuien om halfelf bij de tweede ronde. Een beetje saggerijnig stapte ik mijn bed in, ik heb dit voorjaar zo’n enorme behoefte aan lentezon.
s ‘Nachts schrok ik ineens wakker, dikke regen of was het knallende hagel? Plotseling een lichtflits en toen donderde het onweer over het dorp. Hond in paniek en dan doe ik geen oog meer dicht voordat alles weer rustig is. Vreemd dat hij tegenwoordig zo bang is voor onweer, de eerste acht jaar van zijn leven keek hij niet op of om, hij mafte gewoon verder. Ouderdom? Een keer alleen thuis toen de donder rommelde? Wij weten het niet. Van het knallende vuurwerk – waar hij vroeger gewoon op afliep – raakt hij ook helemaal in de stress.
Woensdagochtend werd ik hondsmoe wakker, onrustig geslapen en geen zin in een regendag. Maar het regende niet, het was kraakhelder! Op het zandpad achter het Plaggenveld zag ik de witte wieven boven de weilanden zweven. Frisse lucht, geen pollen, alles was schoongespoeld door de regen
Na mijn dagelijkse opruimronde door het huis ben ik in de tuin in het zonnetje gaan zitten met een kop koffie, achterover, ogen dicht en genieten.
Toen ik om halfelf ging wandelen, trok ik voor de zekerheid mijn jas aan en ruimde de tuinkussens op. Maar ik liep nog niet halverwege de Wiek of het was al te warm. Jas om mijn middel geknoopt en vooruit met flinke pas. De eerste wandeling zonder jas dit voorjaar! Ik liep al te zingen en was mijn saggerijn van de avond daarvoor allang vergeten. Ik ben naar mijn favoriete plekje gelopen, het iets te hoge bankje bij het Bollenveentje. Als ik daar zit moet ik altijd aan die drie kleine kleutertjes op het hek denken, als ik met mijn benen heen en weer zwaai. Soms, als het bankje bezet is – en ik me al een hele wandeling loop te verheugen – kan ik teleurgesteld zijn dat meer mensen die plek kennen.
De natuur was die woensdagmorgen fluisterend stil, geen zuchtje wind, alleen het zingen en kwetteren van de vogels en mijn voetstappen. Geen verkeer te horen. Wel het geluid van een vliegtuig hoog in de strakblauwe lucht, maar als ik die ruis uitzet, waan ik me een eeuw terug. Bedankt weergoden, voor dit lente cadeautje op woensdagmorgen!
Digibeet
Bijblijven in dit digitale tijdperk valt soms niet mee. Het is hard werken voor diegenen die er niet van jongs af aan mee opgroeien. Bij ons thuis loopt Erno voorop. Hij zoekt het uit, leert er mee werken en legt het mij dan uit. Ik heb bewust dezelfde smartphone gekozen, want als ik het niet begrijp kan hij het me uitleggen of zaken aanpassen.
Als ik kijk hoe gemakkelijk het de jongeren afgaat – vooral kinderen in de leeftijdscategorie van mijn kleinkinderen – sta ik versteld wat ze allemaal kunnen, durven en vooral doodnormaal vinden op het wereldwijde web.
Felix is nu zes jaar en heeft een oude tablet waar hij spelletjes op doet. Als ik vraag of hij het me wil uitleggen, zegt hij, terwijl zijn kleine vingertjes over het scherm razen: ‘dat is heel makkelijk hoor, je doet zo, zo en dan zo’. Daarna moet ik het snappen, maar ik begrijp er geen snars van. Felix doet nog een poging: ‘kijk, dit ben ik en ik ga die anderen vernietigen en dat zijn hindernissen’. Oké, helder. Maar ik struikel over dat vernietigen en dat hij zichzelf identificeert met het poppetje op het scherm.
Evie heeft vorig jaar op haar verjaardag de oude veegtelefoon van haar moeder gekregen. Een uitgekleed abonnement dat geschikt is voor kinderen. Ik vraag me dan eerst wel af waarom een kind van negen een telefoon moet hebben. Maar met al die werkende vaders en moeders, oppassende oma’s en opa’s, voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang moet je toch wat om contact met je kind te houden. Evie WhatsApp’ t me wel heel veel kusjes en hartjes en dat is natuurlijk genieten.
Enfin, als alles het doet, vind ik smartphones, computers en tablets best handig en leuk. Maar mijn hemel, als ‘t het niet doet. Wat een ellende. Wat een tijdvreters zijn het dan. Als je een nieuwe laptop koopt. Nog grotere ellende. Hoe krijg ik dan de mail weer werkende? Of hoe krijg ik alle onzin eraf die ik niet wilt hebben? Ik doe geen spelletjes, kijk geen films, opzouten met kant en klare apps, ik bepaal zelf wel wat ik wel en niet wil.
En toen was ik ook nog zo stom om een website te willen. Iedere keer als ik eraan begon, stuitte ik op grote problemen. Gelukkig was daar in de zomer van 2015 Loes Tjassens. Ze zit nog op de middelbare school, maar ze kon me wel al helpen om een website te maken! Een hele klus en daarna nog uittesten op familie en vrienden. Maar nu is het echt zover. Naast de columns, die ongeveer een week eerder op de website van Zeijen zijn gepubliceerd, is er nog meer te zien en te lezen op: www.elswindau.nl
En Loes, nog bedankt! Je hebt me fantastisch geholpen!