Kort overdwars

Sinds augustus 2017 verschijnt mijn wekelijkse column met minder woorden ( 250 i.p.v. 500) onder de titel: Kort overdwars.

Nog steeds op www.zeijen.nu

In de zomer van 2018 zal ik deze publiceren op deze plek.

Pesten voor gevorderden

Afgelopen weekend waren wij op Schiermonnikoog. Zo heel erg last minute dat we bij een particulier kamerverhuur terechtkwamen. Ga je in een hotel ‘s avonds met een boek bij de haard zitten, met alleen een slaapkamer ga je in de schemering nog even aan de wandel. Nog even naar de waddendijk, om over het wad te kijken naar de lichtjes van de vaste wal en de schepen.

In het halve donker kwamen we een groepje jongeren tegen, ze maakte een enorm kabaal met hun rolkoffers en waren gehuld in plastic regencapes. Een moment van verbazing, de laatste boot was allang gearriveerd en het was prachtig weer. Voorop liepen een jongen en meisje strak in het pak en met een wit overhemd. Nee hè, studentenintroductie.

Ik bleef even staan kijken, nieuwsgierig. Het bleef stil totdat ik doorliep. Toen hoorde ik de jongen in het pak iets tegen de groep zeggen, het was meer een commando. Ik draaide mij om en zag het groepje staan, bleke gezichten, niemand had geantwoord, niemand had gezegd dat ze moe waren. Maar dat kon bijna niet anders dat ze doodop waren, als ze al sinds de aankomst van de boot over het eiland liepen te zeulen met al hun bagage. Ik kon de opborrelende boosheid nog net inhouden, de autoritaire houding en de bevelende toon van het tweetal in pak stond mij helemaal niet aan. In gedachten riep ik tegen het stel: ‘Kunnen jullie wel, stelletje etters, nieuwe studentjes pesten.’ Van het wad kon ik niet meer genieten, mijn gedachten dwaalden af naar hoe groepsdruk werkt en ‘befehl ist befehl.’ Later in bed, zei ik tegen Erno: ‘Bij kennis met elkaar maken heb ik toch hele andere ideeën en voorstellingen.’

Weer thuis lees ik in de krant dat er weer eens bij een ontgroening in Groningen een student in het ziekenhuis is beland. De student en zijn ouders doen geen aangifte. Het studentencorps noemt het incidenten. Ik noem het schandalig.

In hetzelfde artikel staat dat de tradities – dus ook de ontgroening – van de studentenverenigingen dit jaar zijn toegevoegd aan de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed. Waar zijn we in vredesnaam mee bezig? Waar zijn die studenten mee bezig? Onze toekomstige artsen, bestuurders en wetenschappers die misbruik maken van het fenomeen groepsdruk en eerstejaars studenten dwingen om dingen te doen waar ze later spijt van krijgen en als ze alleen waren geweest heel duidelijk nee tegen zouden zeggen. Als ze niet meedoen worden ze buitengesloten. Dwang, uitsluiting, mishandeling. Jong geleerd, oud gedaan?

Ontgroening is treiteren, pesten voor gevorderden.

Ontgroenen? Ga grasmaaien!

 

Natuur

Kilometers heb ik de afgelopen weken afgelegd. Iedere doordeweekse dag. Te voet. Het verdriet eruit stampen en lopen om de in deze tijd altijd sluimerende najaarsdepressie te voorkomen.

Wandelen deed ik altijd met de hond. De lange wandelingen die ik nu maak, heb ik de laatste jaren niet meer kunnen maken omdat Bincky dat niet meer kon. Het lange pad bij de Zeijerstrubben, links langs het Noorderveld en lopend over het fietspad de heide over. Even stilstaan bij het hunebed, een beetje geschiedenis opsnuiven en dan via de Brink terug naar huis.

Als je alleen wandelt zie je meer, met hond moest ik altijd opletten welke bijtende soortgenoten we tegenkwamen en moest ik Bincky ’s jachtinstinct zien te begrenzen. Als ik met vriendinnen wandel is het net een lopend kippenhok, dan lijken we zo’n groepje mountainbikers die altijd te luidruchtig zijn in de natuur. Alleen zie ik meer, mooie stronken, het eerste herfstblad en spinnenrag met zilveren druppels in de bermen. Ik ruik paddenstoelen, vochtige najaarsgeur.

Ik geniet van de natuur en als ik zo loop te wandelen denk ik na over de natuur, bedenk dat natuurbehoud en natuurbeheer contradicties zijn. Natuur is pas echt natuur als je het zijn gang laat gaan. ‘Behoud en beheer’ is begrenzing, ingrijpen in, dan is het eigenlijk al geen natuur meer.

Op het Noorderveld zie ik de heide in rap tempo vergrassen door de bemesting van de omliggende landerijen, daar kunnen de runderen en geiten niet tegenop vreten. Bij het hunebed stond vroeger heide en na de ontginning mais, aardappels enzovoorts. Natuur, ontginning en landbouw. Soms staat het elkaar in de weg, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn.

Als ik Erik Emmens tijdens een wandeling tegenkom, vraagt hij: ‘Kan je niet eens een stukje schrijven over de bloeiende akkerranden?’ ‘Ja, euuh, even over nadenken.’ Hij zegt nog: ‘Als je een keer om een idee verlegen zit.’ Ik zit zelden om een onderwerp verlegen, maar al wat bloeit vind ik prachtig. Ook hier zie ik een tegenstelling. Met de bloeiende akkerranden willen we de natuur terug in gebied waar oorspronkelijk natuur was en dat in de 20ste eeuw ontgonnen werd tot cultuurland.

Ik kan me verwonderen over de vele soorten en kleuren wilde bloemen die in de akkerranden staan. Namen als bolderik, meisjesogen (met prachtige donkerrode harten) cosmea en gele kamille. Akkerranden met één soort. Vooral die tientallen vierkante meters wilde margrieten zijn zo mooi, ze lijken licht te geven. Soms pluk ik een klein bosje korenbloemen. Het doet mij aan vroeger denken, toen ze nog in het graan groeiden en ik veldboeketjes voor mijn moeder plukte.

Dus, Erik en alle andere boeren in de omgeving: graag heel veel en meer van die prachtige bloeiende akkerranden rondom Zeijen.

Pindakaas

Als ik de deur opendoe voor de dierenarts, staat Bincky luid te kwispelen. Ze zegt tegen hem, ‘Ja, dat had je niet verwacht hè, ik kom ook bij hondjes thuis.’ Bincky springt tegen haar op en draait om haar benen. Hij is gek op haar. Als we er heen moeten en ik zeg tegen hem ‘kom, we gaan naar Ricette,’ is hij altijd razend enthousiast. Zij is ook gek op hem, hij is haar favoriete Border Terriër uit de praktijk.

Bincky weet niet dat dit geen gewoon bezoekje is. Bincky is ernstig ziek. Ricette zet een doosje met spullen op de salontafel en legt ons uit hoe ze het gaat doen: Bincky krijgt eerst prik met een zware narcose, een speciale waar hij niet misselijk van wordt. Pas als hij diep in slaap is, krijgt hij een middel toegediend waar de vitale functies, het hart en de longen, direct van stoppen. Ik vraag, ‘vind je het zelf niet moeilijk om te doen?’ Ze vertelt dat ze aan het begin van haar carrière euthanasie bij huisdieren wel lastig vond, maar het hoort bij het vak van dierenarts. Voor haar is het een uitdaging om een dier op een zo prettig en rustig mogelijke manier te laten inslapen. ‘Pak alles uit de koelkast wat hij lekker vindt,’ krijgen we opgedragen. Kaas en pindakaas dat vindt onze Binck het allerlekkerst.

We gaan op de grond zitten, ik voer Bincky kaas en laat hem uit een schaaltje met pindakaas likken. Ricette geeft hem de eerste spuit in zijn bil, even schrikt hij op. Vol overgave blijft hij doorlikken. Bincky zakt door zijn achterpoten en valt dan met zijn snoetje vol pindakaas in een diepe narcose slaap. We leggen hem op zijn kussen. Hij begint te piepen, het lijkt wel huilen. Volgens Ricette de normale gang van zaken bij een narcose. Hardop dromen. De tranen staan in mijn ogen. Ik vind het geen fijn geluid, als hij droomt in een gewone slaap klinkt het piepen meer als spannende gebeurtenissen. Ik ondersteun zijn koppie als hij de voor hem fatale injectie krijgt. De dierenarts luistert met stethoscoop of zijn hartje is gestopt. Ik mag ook luisteren. Ik hoor niets, Bincky is dood.

Een paar uur later moet ik in het dierencrematorium in Smilde afscheid van hem nemen. Ik kan moeilijk wegkomen, ik wil hem niet achterlaten. Ik weet dat het gaat gebeuren, maar het lijkt op het moment zelf pas tot me door te dringen dat Bincky daar blijft en dat ik hem nooit meer zal zien. Volgende week zit hij als as in een strooikoker. Ik duw mijn gezicht nog een keer in de ruwe vacht bij zijn nek, aai zijn zachte oortjes en dan ga ik weg. Ik huil dikke tranen.

Dag lieve Binck, dag harig maatje. Je hebt ons versierd, je hebt ons verleid. Maar na elf fijne jaren is het jouw tijd. Dag lieve Binck, rust zacht. Wij gaan je ontzettend missen.

Geboren in mei, genoemd June

Mijn jongste kleinkind zou in juni 2015 geboren worden, ze kwam echter iets vroeger ter wereld. Haar ouders besloten haar toch June te noemen. Ze woont in de VS en ik had haar nog niet in levenden lijve ontmoet. Afgelopen juni, vlak voor onze eigen vakantie, was ze er ineens. Mijn schoondochter legde haar jongste in mijn armen, een klein meiske van net een jaar oud. June legde haar handje op mijn borst en lag – diep en zo slap als een lappenpop – te slapen. Zo kon ik haar goed bekijken. Haar zachte regelmatige gezichtje omlijst door natte haartjes van het zweet, haar kleine vingertjes en teentjes. Ik schoot vol, de tranen liepen me over de wangen. Het was hetzelfde gevoel als toen ik de drie kleinkinderen die in Nederland wonen, de dag na hun geboorte in mijn armen had. Ontroert en ook trots dat die twee jongens van mij samen met hun partners zulke prachtige kinderen op de wereld hebben gezet.

Gemengde gevoelens ook. Ik zal de drie kleinkinderen in de VS nooit op dezelfde manier leren kennen en zien opgroeien als die drie in Nederland. Oliver van vijf jaar bekeek me aandachtig, toen zijn vader zei: ‘Dat is de oma die altijd Nederlandse boeken stuurt.’ Voor Oliver ben ik een vreemde oude grijze mevrouw die hij af en toe op skype ziet. Iemand die hij voor het eerst bewust meemaakt, bij onze eerste ontmoeting was hij nog een baby. Pauline van drie jaar is nog te jong om echt te begrijpen hoe het allemaal zit. Ze keek me heel vrolijk aan toen ik tegen haar zei: ‘I am your oma Els.’ Voor deze drie kinderen is de moeder van hun moeder de echte oma, de grandma die ze in de VS bijna dagelijks zien.

Het stomme is dat ik er zo door de tijd heen vrij weinig last van heb. Het is nou eenmaal zo. Ik ben ongelofelijk blij dat mijn zoon Thijs het al meer dan tien jaar zo naar zijn zin heeft in Amerika en dat zijn schoonfamilie zo goed voor hem is. Maar op het moment dat ze in Nederland zijn, grijpt het me naar de keel, dan vliegen de emoties me door het lijf. Ik wil ze elke dag zien, maar natuurlijk hebben ze ook afspraken met andere familie en oude vrienden en willen ze rustmomenten voor met z’n vijven. Ik wil ze – de dag dat we bij elkaar zijn – steeds aanraken, maar ik hou me dan wel een beetje in, want ik kan me voorstellen dat ze niet de hele tijd geknuffeld willen worden door een oma die ze helemaal niet goed kennen.

Daarom maakte mijn schoondochter me zo blij toen ze June in mijn armen legde. Gewoon lekker een half uurtje dat slapende kleine lijfje van mijn jongste kleinkind tegen me aan voelen.

Dashboardcamera

Soms gebeuren er onverwachte dingen die ik eerst een plekje moet geven voordat ik erover kan schrijven. Schofterig gedrag in het verkeer. Ik had het al een keer meegemaakt samen met Erno. Een idioot die vond dat we te langzaam reden in de dichte mist en die ons weleens even uit de auto zou sleuren. Nu was ik alleen.

Een tijdje geleden, op een vrijdag, ging ik Erno van het werk ophalen. Op de rondweg stond ik bij het stoplicht stil achter een stinkende oude terreinwagen, die al een tijdje hooguit vijftig reed waar zeventig is toegestaan. Ik had er graag naast gestaan, maar de snelle jongens achter me waren me voor, ze zaten al op de rijstrook naast me voordat ik erlangs kon. Enfin, ik sukkelde nog een paar honderd meter achter de jeep aan tot ik kon inhalen en deed dat toen ook. Bij de volgende kruising ging ik naar rechts richting Hooghalen en meteen naar links om naar de parkeerplaats te rijden waar Erno me dan opwacht. Maar zo ver kwam ik niet. De auto haalde me rechts in, reed me klem en de jongeman stapte uit. Toen hij op mijn auto afliep had ik nog steeds niets door. Ik was me van geen kwaad bewust en reageerde hierdoor te laat. Het lukte niet om alle autodeuren op slot te doen. De opgefokte meneer trok mijn portier open en begon te schreeuwen en schelden dat ik hem gesneden zou hebben. Verstijfd bleef ik zitten en ik kon alleen maar bang mompelen ‘dat deed ik helemaal niet.’ Ik was een ‘achterlijk wijf’ en nog meer wat ik hier niet zal herhalen. Na een tijdje kreeg ik het voor elkaar om geforceerd rustig te zeggen: ‘laten we maar doorrijden, dat lijkt me beter.’ Hij smeet mijn portier met een denderende klap dicht en met veel bravoure scheurde hij uiteindelijk weg. Ik zag een kind bij hem op de achterbank zitten en dacht nog: jemig, je zal zo’n vader hebben, dan heb je een fijn voorbeeld.

En daarna kon ik alleen nog maar janken, ik heb Erno terug laten rijden want dat lukte me niet meer door de tranen. ’s Avonds, iedere keer als ik eraan dacht, schoot ik weer vol. Dat hele weekend heb ik me er vervelend door gevoeld, teleurgesteld in de mensheid en moe met barstende koppijn.

Terechte vraag is natuurlijk: waarom heb je geen aangifte van bedreiging gedaan? Want dat was het natuurlijk wel. Ik was zo geschokt op het moment zelf, dat ik geen autonummer heb genoteerd. Nu begrijp ik waarom mensen een dashcam in de auto hebben, dat is geen nutteloos speeltje zoals ik dacht, zo’n ding is hard nodig in deze tijd van schofterig gedrag en mensen met korte lontjes in het verkeer.

Knuffelagent

De fiets van mijn zoon was gestolen, hij had de sleutels in het kettingslot van de andere gezinsfiets voor de deur laten zitten. Hij deed meteen aangifte van diefstal op het politiebureau. De fiets was vrij nieuw en de fijnste die hij ooit gehad had. ‘Eigen schuld, maar ik was meteen helemaal van slag’ belde hij mij.

Een paar dagen later liep hij met collega’s in de pauze te wandelen, toen hij ineens zijn fiets tegen een huis zag staan, op slot. Een klein wonder, want zijn werk is kilometers verwijderd van zijn huisadres. De collega’s wilde wachten totdat de dief kwam en dan zouden ze hem weleens… Tom had zoiets van oppakken en wegwezen. Hij belde zijn vrouw en die kwam met de reservesleutel.

Als je aangifte hebt gedaan van diefstal en je hebt je eigendom weer terug moet je zo snel mogelijk de aangifte weer intrekken, anders denken ze dat je op een gestolen fiets rijdt. Formeel gezien had hij de politie moeten bellen toen hij zijn rijwiel zag staan, ‘maar ik had hetzelfde als u gedaan’, zei de bureauagente later.

En zo spraken ze af om op woensdagmiddag naar het politiebureau te gaan. Benjamin mocht met zijn papa mee. De hele ochtend had hij zich al verheugd op dit uitstapje. Onderweg vertelde hij zijn vader dat hij een knuffel van de politie wilde. Nadat Tom alles had geregeld, zei hij tegen de vrouw achter de balie: ‘Het is misschien wel een gekke vraag, maar mijn zoontje wil graag een knuffel van de politie.’ Dat was geen probleem, de medewerkster kwam met een knuffelbeest en een kleurplaat vanachter de balie vandaan. ‘Dat bedoelde hij niet, hij wil graag een echte knuffel.’ De vrouw aarzelde geen moment, ze knuffelde Benjamin. Maar het ventje van drie was nog niet tevreden, hij bedoelde heel wat anders: ‘Ik wil een knuffel van een agent die uit een politieauto stapt’. Hij wilde er een met een pet en een politiepak aan, niet zo’n gewone mevrouw achter de balie. Dat kon geregeld worden. Er werd een echte politieagent opgetrommeld, eentje met handboeien, pet en een pistool, hij gaf mijn kleinzoon een dikke pakkerd.

Helemaal gelukkig zat hij achterop de fiets naar huis. Ik zag het voor me hoe zijn vader met een grote glimlach op zijn gezicht fietste en luisterde naar het enthousiast kletsende mannetje achter hem.

Toen ik het verhaal hoorde, bedacht ik dat ik de gesprekken, na dit gebeuren, op het politiebureau graag had willen afluisteren. Zo’n ontwapenend jongetje die de politie als zijn allerbeste vriend ziet, dat zijn de gebeurtenissen die het werken met mensen zo leuk maakt.

Heerlijk confronterend eerlijk

Mijn jongste kleinkind in Nederland heet Benjamin. Een prachtig mannetje van drie jaar met een oogopslag waar iedereen voor smelt en een wilde bos krullen. Benjamin heeft een grote hoeveelheid charme meegekregen en dat weet hij. Met een grote glimlach verkondigt hij de grootste onzin, boos op hem worden is vrijwel onmogelijk.

Nog niet zo lang geleden kwam hij voor het eerst logeren. Dat is altijd spannend, zowel voor oma als voor het logeetje. Wij beginnen pas met logeren als we er min of meer zeker van zijn dat we ’s nacht geen heimweedrama’s krijgen, want je rijdt niet zomaar even midden in de nacht met een huilend kind van Zeijen naar Den Haag. Toen ik in de meivakantie aan mijn zoon en schoondochter vroeg of Benjamin er al aan toe was om te logeren, werd er even getwijfeld. Maar het kleine kereltje reageerde meteen enthousiast en heel stellig: ‘Ja, ik wil bij opa Erno logeren!’ Natuurlijk hielp het dat zijn grote broer Felix ook mee kwam.

De eerste avond facetimeden we met zijn vader en moeder. Benjamin vertelde wat hij allemaal tijdens de lange treinreis had gezien. Toen we het gesprek afsloten zei hij: ‘Ik wil naar papa’. Even schrok ik en dacht: nee hè, ik hoef toch niet nog eens tweeëneenhalf uur heen en tweeëneenhalf uur terug in de trein vandaag. Maar het was loosalarm, even later zat hij samen met Felix op de bank tegen opa Erno aangeleund naar de tv voor het slapen gaan te kijken.

Benjamin kletst graag en heeft een uitgebreide woordenschat, hij is echter nog niet altijd goed te verstaan. De letter r en sommige lettercombinaties kosten hem nog moeite. Dat een ‘tlaktò’ een tractor is, daar kom ik nog wel uit, maar zo af en toe moeten zijn grote broer of zus als kindertaaltolk dienstdoen.

Ik geniet als Benjamin voor me staat en vraagt: ‘Oma, weet jij hoe gloot ik ben?’ Als ik mijn hand net boven zijn hoofd hou, zegt hij: ‘Nee joh, ik ben zo gloot als de glond!’ Waar ik nog meer van geniet is het feit dat hij een enorme knuffelkont is en graag op schoot zit. Hij hangt tegen me aan en dan voeren we interessante gesprekken. ‘Oma, ben jij een jongen of een meisje?’ Wat blijkt, hij vindt mijn haar veel te kort, meisjes hebben namelijk lang haar. Dan ontdekt hij één haar op oma’s kin. ‘Je bent wel een jongen!’ roept hij heel enthousiast ’Je hebt een baard.’

Ineens moest ik denken aan een voorval in de trein van vele jaren geleden. Naast haar moeder zat een meisje, van ongeveer vijf jaar, tegenover mij langdurig naar mijn gezicht te staren en toen zei ze plotseling: ‘Mama, die mevrouw heeft vissenogen.’

Hondenleven

Onze Bincky is zo langzamerhand een oude hond aan het worden, bijna elf jaar en omgerekend in mensenjaren is dat om en nabij de 75 jaar oud. Afhankelijk welke rekenmethode je gebruikt, want daar is men het in de hondenwetenschap niet over eens. Volgens hondenleeftijd.nl is Bincky 64 jaar en zeven maanden en als ik op de site van Royal Canin kijk is hij 67 jaar.

Dat grijze snoetje, kijken we niet zo van op, dat staat hem ook wel gedistingeerd. Maar de ouderdomsverschijnselen die zich sinds enkele maanden openbaren, zijn minder schattig. Meneer begon met een ander slaapritme. Overdag is hij niet wakker te krijgen en als hij plotseling wakker schrikt, kijkt hij rond met een blik van waar ben ik in hemelsnaam. ’s Nachts staat hij onder aan de trap te miepen of horen wij hem steeds op en neer trippelen in de woonkamer. Een paar keer hebben we geprobeerd of hij boven in zijn mandje beter slaapt, maar dan springt hij op bed en gaat hij over het bed heen en weer rennen. Geen succes. Dan maar weer beneden met de woonkamerdeur dicht, dan kan hij piepen en jeremiëren zoveel als hij wil, dan kunnen wij tenminste slapen.

Helaas bleef het hier niet bij. Sinds een paar weken heeft hij verlatingsangst, zodra ik de deur uit ga, begint hij te blaffen en te janken. Dat heeft hij nooit gedaan in de voorgaande 10 jaar. Bincky kon met gemak een ochtend alleen thuis zijn zonder een kik te geven, als ik naar mijn werk ging. De buren zeggen dat ze er geen last van hebben, ze vinden het eerder zielig voor Bincky. Ik zit er wel mee, want wat staat ons nog meer te wachten met dit bejaarde heerschap?

Als ik een beetje rondgoogle, blijkt dat oudere honden vergelijkbare symptomen krijgen als dementerende mensen. Uit onderzoek is gebleken dat 50-70% van de honden van 8 jaar en ouder gedragsveranderingen laten zien zoals: afnemend oriëntatie vermogen, veranderend slaappatroon, onzindelijkheid en veranderende sociale interacties. Ze vergeten de regels die ze geleerd hebben. Ik lees dat bij dementerende honden, de hersenen zodanige veranderingen ondergaan dat er sneller angst en paniek ontstaat. Verlatingsangst is een van de uitingsvormen. Ik raak zelf bijna in paniek van al die informatie, want ik moet er niet aan denken dat hij in huis gaat poepen en plassen. Dan ga ik een hondenluier uitvinden of ik knip een gat voor zijn staart in een Pamper!

Als we met Bincky bij de dierenarts zijn voor zijn jaarlijkse entingen, worden ons vermoedens bevestigd. We hebben een demente bejaarde hond in huis en daar zullen we mee moeten zien om te gaan, door hem veel structuur te bieden met weinig onverwachte veranderingen in zijn hondenleven.

Altijd in functie en een glazen ravijn

 

Of wij nu werken of bij huis zijn, wij vrouwen ervaren vrije tijd als minder ontspannend als mannen, terwijl we qua uren evenveel vrij hebben. Daar zijn onderzoeken naar gedaan. Ik heb een datum loos artikel uit het DvhN dat daar over gaat en filosofe Stine Jensen schreef er een column over in het mei nummer van het maandblad Filosofie.

Ik kan jullie vertellen dat ik dit ook zo ervaar. Met vriendinnen maakte ik daar vroeger al grappen over met de opmerking: ‘Een huisvrouw komt nooit klaar.’ Altijd het gevoel hebben dat er nog iets opgeruimd, gewassen of gepoetst moet worden. Daar gaat het in essentie over. Afhankelijk hoe je het werk buitenshuis en thuis verdeeld hebt, een vrouw voelt zich in de meeste gevallen verantwoordelijk voor hoe het huishouden loopt. Stine Jensen zegt: ‘Soms zit ik tijdens de yoga nog steeds boodschappenlijstjes te maken.’ In het stukje uit het DvhN staat: Vrouwen houden ook thuis het gevoel ‘in functie’ te zijn en ontspannen daardoor minder. Ik voel me ook ‘in functie’ vanaf dat de wekker ’s morgens gaat totdat ik ‘avonds in bed stap. Vergeet niet, met kleine kinderen gaat het om vierentwintig uur per etmaal in functie zijn. Ik ontspan tussendoor, maar ik kan – net als Stine – tijdens mijn ultieme ontspanmoment onder de douche, al bezig zijn met de huishoudplanning voor de volgende dag.

Ineens kon ik de link leggen met een ander knipsel uit mijn stapeltje. Dat artikel vertelt dat organisaties in crisis eerder geneigd zijn vrouwelijke leiders aan te trekken. Gaat het goed met een bedrijf dan wordt er gekozen voor een man. Dit heeft te maken met het stereotypebeeld van vrouwen die goede crisismanagers zouden zijn. Dat we van die goede crisismanagers zijn komt natuurlijk doordat we thuis altijd ‘in functie’ zijn. We barsten van de ervaring, we doen niet anders dan crisissen bezweren en we regelen ons suf.

Helaas struikelen veel van die vrouwen op deze – bij voorbaat wankele – hoge posities omdat zij de schuld krijgen van de slechte bedrijfsresultaten, terwijl de situatie al bedroevend was toen zij de functie aanvaarden. Ze donderen van de glazen klif in het glazen ravijn. Dit, in navolging van de term het glazen plafond, wat de onzichtbare barrière aan vooroordelen aanduidt die menig vrouw tegenkomt in haar carrière.

Het is me toch wat, denk je het glazen plafond te doorbreken, lazer je in een glazen ravijn. Dames, ik stel voor dat we – voordat we die glazen gaan ingooien – eerst eens wat meer gaan genieten van onze echte eigen vrije tijd. Als je lekker zit te lezen en een huisgenoot komt vragen of je even zijn of haar wasje wil doen, is er maar één antwoord mogelijk: ‘Nee joh, ik ben momenteel niet in functie.’